Een gezellige èn interessante vakantie met caravan en fiets naar de invasiestranden
en de streek van de camembert.

12 t/m 30 juni 2003 / dag 1 - 2 - 3

zondag 15 juni: Rouen

Dit wordt een Rouen-dag. 's Morgens is daar op drie pleinen een antiek- en brocantemarkt. Vroeg opstaan valt echter niet mee: het is al kwart voor negen als Loes probeert een douche te nemen, maar alle deuren gesloten blijven. Ze heeft weliswaar een sleutel, maar het resultaat blijft: dicht. Ten einde raad de hulp van de buurman ingeroepen. Wat blijkt: de buitenste deur is gewoon open en pas binnen gebruik je de sleutel: je zoekt de deur met hetzelfde nummer als de sleutel: et voilá.
Even later lopen de stralen over MamaLoes(s) d'r rug. Om elf uur vertrekken we naar de grote stad: 2x rechts en 1x links en je bent er! Heerlijk weer, zonnetje meest opzij en lekker fietsen (22 km).

laatst gewijzigd: 26-10-2017

Eerste dag: naar Igoville, camping Les Terrasses

naar Honfleur & Caen

naar onze reiservaringen

Na de afdaling naar het centrum van Tourville sur Rivière wacht ons een verrassing: de plaatselijke drumband stelt zich net op. Het blijkt feest te zijn, met kermis en een aubade. Dat wordt vereeuwigd! Zitten hele knappe meiden bij, die een goede stokbeheersing hebben. Ik ken fanfares die daar nog een puntje aan kunnen zuigen. Mooie meiden, allemaal zo rond de 21 jaar. Het duurt dus wel even voor die allemaal op de film/foto zijn vastgelegd.  

We gaan verder en bij de brug over de Seine twijfelt Loes: Fransen leggen echter weinig fietspaden aan en we zullen dus echt vlak naast de auto's de brug over moeten. Overigens: soms 'vergeten' ze ook borden neer te zetten, maar we bereiken toch hartje-stad.

Zodra je door Rouen fietst, zie je meteen het rijke verleden van de stad. Door zijn gunstige ligging aan de rede monding van de Seine was het een Keltische handelspost, vervolgens een garnizoensstad en daarna een Vikingkolonie. De eerste hertog van Rouen was de Viking Rollo. De stad kwam zo'n 100 jaar later weer in Franse handen, maar vervolgens waren het de Engelsen die er de macht grepen: tijdens de Honderdjarige Oorlog. In die tijd ontpopte Jeanne d'Arc zich als voorvechtster van de Franse 'zaak', maar zij werd uiteindelijk in Compiègne gevangen genomen en in Rouen op de brandstapel gebracht.

Twintig jaar later, in 1449, werd Rouen alsnog heroverd door de Franse Charles VII en begon een periode van bloei en weder-opbouw, wat nu nog te zien is aan diverse patriciërshuizen.

De fiets wordt gestald bij de place du Vieux Marché, wat inmiddels een overdekte vis- en groentemarkt blijkt te zijn. We lopen wat straten door, maar de brocante is nergens te ontdekken. Aansluitend op de markt staat een heel aparte kerk: dat blijkt die van Jeanne d'Arc te zijn. In het plantsoen naast de kerk is de plek gemarkeerd waar zij op de brandstapel het leven liet.

We lopen verder door de binnenstadstraten en bewonderen de fraaie panden, die dankzij een gigantische restauratie na de Tweede Wereldoorlog weer trots hun schoonheid tonen. Dat geldt ook voor de Eglise Abbatiale de St. Ouen: die hoorde vroeger bij neen van de rijkste abdijen van Normandië. Met zijn 137 meter lengte en een gewelfhoogte van 33 meter overtreft hij diverse andere kathedralen in Frankrijk.

De Rue St. Romain is een van die typische en gelukkig bewaard gebleven voorbeelden met veel 15e tot 18e eeuwse vakwerkhuizen.

Als we weer verder lopen, komen we plotseling dan toch in een straatje met een soort rommelmarkt, maar veel stelt het niet voor.

Aan het eind van deze straat kom je op de Place de la République, dat wordt gedomineerd door de kathedraal Notre Dame.

Een imposant gebouw met wereldberoemde gebrandschilderde ramen. Ook de heiligenbeelden mogen er zijn. Binnen in de kerk hangen foto's van een restauratie, nadat een zware gietijzeren pinakel drie jaar geleden dwars door het kerkdak naar beneden kwam zetten. De schade bleek groot, maar alles is netjes hersteld.

 

 

De westfaçade van de kathedraal is vooral beroemd geworden doordat Monet hiervan liefst dertig schilderijen maakte. Hier staan twee torens: de Tour St. Romain en de Tour du Beurre. Die laatste is zo genoemd omdat er eigenlijk geen geld was voor twee torens, maar er werd de bevolking een speciale belasting op boter opgelegd en met die inkomsten kon de bouw worden gerealiseerd.

Tegenover de kathedraal is de straat waar het Gros Horloge staat: de belangrijkste winkelstraat van Rouen. Onder de kroonlijst met schapen -die het belang van de wol-industrie aangeven- lijkt de klok met een oog -de wijzerplaat-op het winkelend publiek neer te kijken. Centraal staat een afbeelding van het lam Gods, symbool voor Sint Jan en patroonheilige van Rouen.

We wandelen verder en stellen vast dat er best veel moois in al die jaren is overgebleven. Terug bij de fietsen gaan we op zoek naar de route die ons weer uit de stad voert. Liefst een wat meer rechtstreekse dan op de heenweg, want naar ons gevoel hadden we er toen best lang over gedaan. We rijden langs het station en komen iets verderop bij een bordje dat ons de wenkbrauwen doet fronsen: ligt Amsterdam zó dichtbij?

De rest van de route is simpel: die voert grotendeels over dezelfde weg terug als toen we h3een gingen. En daarna: de grbuikelijke avondbezigheden.

maandag 16 juni: Pont l'Evèque

Na het opstaan alvast diverse spullen op hun 'reisplek' gelegd. Voor het ontbijt moet er natuurlijk eerste een verse pain worden gehaald. Dus op de fiets naar beneden, het dorp in, brood onder de snelbinders en dan terug. Maar ja, dan moet je nog naar boven! Dat valt niet mee en hijgend en puffend ga ik de helling op. Ik schiet in de lach, als ik zie dat Loes deze klimtocht heeft zien aankomen en alles op film vastlegt. Dus heb ik voor die laatste meters helemaal geen adem meer.

Na het heerlijk warme stokbrood volgt de rekening: € 31.10 -voor vijf nachten- en het afscheid van madame. We vertrekken naar Pont l'Evèque.

 

Bij Elbeuf pakken we eerst een stukje snelweg om er vervolgens een aantal kilometers verder weer af te gaan. Een tijdlang volgen we nu de N175. Leuke dorpjes onderweg, leuke bochten ook: vol verrassing wat erna komt. Net voor de oprit naar de A13 (maar dat is tol betalen) staat een friterie. Die vereren we met een bezoek

Beuzeville

Als we weer een tijdje verder zijn gereden, worden we verrast door een stoep met een kudde kleurige koeien. We parkeren de auto wat verderop en lopen terug naar het centrum van Beuzeville. Het blijkt een project te zijn van scholen uit de omgeving. Die laten zien wat je allemaal met kunstkoeien kunt doen. Natuurlijk wordt alles op de foto vastgelegd.

We stappen weer in en al snel daarna bereiken we Pont l'Evèque: het is tenslotte maar 86 kilometer. We stoppen bij de VVV en krijgen een hele stapel brochures mèt een kaartje waarop de camping staat.

Cote Fleurie

Het is een leuk stadje, alleen jammer dat ze blijkbaar in het verleden hebben besloten niet zo heel veel meer te laten zien van het kronkelende riviertje de Touques dat hier dwars doorheen loopt.

Ondanks dat is het hier gezellig wandelen.

We gaan richting camping du Stade.

Auto's hoger dan 1m90 komen er niet op, dus moet na aanmelding de slagboom omhoog voor de caravan. We treffen een aardig plekje. Wel een heel verschil met de vorige stek: vlak, een groot open grasveld met aan de rand de campingplaatsen. Achter ons ligt een renbaan, links het stadion. Nadat alles staat en we in anderhalf uur tijd zelfs de complete voortent eraan hebben gezet, gaan we per fiets het dorp verkennen.

Een gezellig plaatsje met veel bloemen, ook op de 'overhoeken' en verkeersgeleiders. Daar kunnen we in Holland nog veel van leren. Zo maak je je woonplaats aantrekkelijk. We kopen kaarten voor het plakboek, slaan voorraad in bij de plaatselijke super. We weten bovendien het laatste exemplaar te bemachtigen van een speciale editie over 100 jaar Tour de France in de noord-weststreek.

 

Loes tovert met simpele middelen weer een heerlijke maaltijd tevoorschijn. Alleen blijkt het vlees dat ze heeft gekocht lever te zijn en dat kan haar niet zo bekoren. Er is echter nog Hollandse rookworst in voorraad en die lost het probleem op.
's Avonds zitten we net voor de tent, citronellakaarsen aan, als we worden getrakteerd op een 'levende' Franse film. We krijgen overburen: een Frans stel -zij een Marie Précise: ze stoft zelfs haar slippers af- en hij een goedzak die doet wat zij zegt. Tussendoor lezen we wat, terwijl hij wordt teruggefloten, omdat hij vergeet zijn schoenen aan het matje af te vegen als hij de caravan binnengaat. 
Na een laatste toiletbezoek (daar moeten we wel 150 meter voor lopen ;-(( ) gaat de rits dicht.

Fecamp

Het is vandaag krijtrotsendag. Eigenlijk stond er een fietsdag richting Honfleur op het programma. Daarin werden we gesterkt door de regionale weersvoorspelling, die we gisteren bij de VVV hadden gezien: veel zon, warm (25 graden) en droog. Maar.... dit is Normandië en dat lijkt Holland wel: even over half zeven worden we wakker van de regen. Luik dicht, ramen op een kier en weer in slaap gevallen. Wakker geschrokken van een tikkend geluid: lekt het?? Eruit, controle, nee; het is de wind die de knopjes van de Luxaflextouwtjes doet tikken tegen de lamellen. 

Loes heeft de plaatselijke bakker al ontdekt en als ze terug is uit het dorp komt de bezorgauto van de concurrent op de camping. Jammer voor hem: we zijn al voorzien.

Vanwege de regen -het is nu ook veel frisser- besluiten we naar Fécamp te gaan, met de auto. We bekijken nog even folders en kaarten en dan gaan we op weg. Dat wil zeggen eerst nog even naar Beuzeville, waar de VVV in tegenstelling tot gisteren nu wel open is. We vullen de voorraad folders aan, lopen het marktje over en gaan richting Pont de Tancarville. Dit is een grote langboogbrug, die voor € 2.30 zijn slagboom heft, zodat we verder kunnen. Het strand van Fécamp is ongeveer 800 meter lang en bestaat uit keien, maar bij eb komt er een grote strook zand vrij. Fécamp is met zijn 25.000 inwoners een gezellig stadje, en vooral de oude abdijkerk, La Trinité, is het bekijken waard. Er was ook een abdij, maar die is onder het geweld van de Franse Revolutie gesneuveld.

De auto zetten we in Fécamp achter het Hotel Fécamp, een voormalig Bureau de Poste (een straatnaam om te onthouden kunnen we niet ontdekken) en ook daar is het markt. Ook veel winkeliers hebben hun waar in een kraam op straat uitgestald. Loes is voor 6 euro een hippe tas rijker (ze waren er nòg hipper, maar dat dorst ze niet aan) en we kijken naar de vele setjes ''kant-aan-je-broek'' in allerlei felle kleuren.

 

De boulangerie van Fécamp prijst haar speciale ronde broodjes aan. Loes gaat op het aanbod in, terwijl Léon de fraaie klassieke Jugendstil-gevel vastlegt.

Dan gaan we op zoek naar het Palais de Benedictine, waar de gelijknamige likeur wordt gemaakt. We ontdekken dat daar vlakbij ook het toerismebureau moet zitten. De drank hebben we het eerst gevonden, in een schitterende abdij met monumentale trappenpartij bij de ingang.

We volgen een interessante rondleiding, die wordt afgesloten met een drankje van de Benedictijnen. Die kunnen er wat van, dus we nemen meteen een fles mee om de dagen erna nog te kunnen nagenieten.

Met het paleis is wat 'áan de hand', zou je kunnen zeggen. Het is nooit gebouwd voor een hertog of ander adellijk persoon, maar hier neergezet in opdracht van  Alexandre le Grand, degene die in de bibliotheek van een familielid het oorspronkelijk recept terugvond.

 

Het ontstaan van deze likeur voert terug tot de Renaissance, toen een Venetiaanse monnik van de Abdij van Fécamp, Dom Bernardo Vincelli, een elixer creëerde van 27 verschillende planten en kruiden verzameld uit alle windstreken. Met zijn afzetgebied zat het wel goed: het elixer viel in de smaak aan het hof van de Franse koning Frans I. Het drankje werd daardoor bij de elite  zeer populair, waardoor het tot het eind van de 18e eeuw door de Benedictijner monniken gefabriceerd. Maar ja, het is eerder gezegd in de Franse geschiedenis: toen kwam de revolutie en werd de productie stopgezet.

In 1863 kreeg Le Grand het dus in handen en hij zag kans het recept te ontcijferen en de likeur opnieuw te maken. Hij moderniseerde het recept en noemde het -als eerbetoon aan de eerste abt en zijn paters: Bénédictine. Binnen tien jaar was het een succes, met een productie van 150.000 flessen per jaar. Dat legde hem geen windeieren en hij besloot In 1882 een bijzonder pand te laten bouwen om de distilleerderij in te huisvesten: een museumpaleis. Op deze bijzondere plaats wordt de alcoholische drank nog steeds gemaakt.

 

De gebruikte kruiden voor de fabricage van Bénédictine zijn onder andere: angelica, hysop, jeneverbes, mirre, saffraan, aloë, arnica, thee, tijm, koriander, kruidnagel, citroen en kaneel. Uiteraard blijft de exacte verhouding geheim.

 

Eenmaal buiten nemen we nog een paar foto's, maar het blijkt moeilijk het gewenst standpunt te vinden. Steeds weer staat er wel iets in de weg.

We lopen nog even vanaf de boulevard een stukje omhoog langs een oud pad: het bestond al in de Gallo-Romeinse tijd en diende eeuwenlang als oude pelgrimsweg, die druk werd bewandeld door zeelieden die op het punt stonden af te reizen naar New Foundland.

We gaan weer terug naar de camping, waar we onder meer genieten van het gedrag van de overburen. Pa mag de caravan niet in, zonder zijn schoenen eerst uit te doen en dan nog gaat moe er geregeld met stoffer-en-blik achteraan om alles proper te houden. Wij kunnen een glimlach niet onderdrukken.

's Avonds lijkt de caravan wel een filiaal van de plaatselijke bieb: we baden ons in de letters.